71-5 Dienstplicht

71-5


Dienstplicht in de zeventiger jaren




  1. 18 maanden strafkamp

  2. Als je geel met blauw mengt

  3. The Girl on a Motorcycle

  4. Twee x Twintig = Duitsland

  5. Weeshuis

  6. Zijn wil geschiede...

  7. Laat me Los!

  8. Doodvonnis

  9. Minder likken!

  10. Zes weken korting


Nawoord





1

18 maanden strafkamp


Anno 1971 is er weinig reden voor optimistisme wanneer je negentien jaar oud bent. Een donkergroen zwaard van Damocles hangt over alle mannelijke hoofden, want van gelijkheid tussen de sexen is dan geen sprake.

Er wacht je een alternatieve werkelijkheid waarvan het bestaan voorheen voor jou geen rol speelde. Dat er een leger is, weet iedereen. Maar wat heeft dan met mij te maken? Militaire universum is een plaats waar men niet wordt aangezien op houding, intelligentie of uiterlijk.

Waar het niet uitmaakt of je iemand aardig of interessant vind. Nee, of je moet luisteren naar een persoon staat op zijn schouders aangegeven. Geen discussie of meningsverschil mogelijk!

Het vooruitzicht dat dit soort vreemdelingen mij de komende achttien maanden bevelen gaan toeblaffen geeft weinig basis voor vrolijkheid. Aan de andere kant, er gaan zovele verhalen in het rond over platvoeten, hartafwijkingen of andere kleinigheden die een rode streep konden trekken door dit schandalige plan dat ik de toekomst met positieve stappen tegemoet wandel. Het zal allemaal wel los lopen, denk ik.


Het startschot komt in de vorm van een "schrijven" waarin ik wordt geboden een medische keuring te ondergaan. In naam van de Koningin. Want ik moet in militaire dienst om het land te verdedigen tegen een vijand, die, zoals alleen weten, uitsluitend uit het buitenland kan komen. Nederland is vanzelfsprekend niet dom genoeg om die zelf binnen te laten.

Wat een vreselijke inbreuk op het leven van een jongen die zelf al meer dan genoeg plannen heeft gemaakt.  

 Een duistere morgen moet ik vroeg uit mijn nest, want te laat komen is geen optie.

Tegen de tijd dat ik een beetje bedust weer buiten sta met het gehate goedkeuringstempel, dan pas kom ik erachter hoeveel van mijn hoop was gericht op afkeuring.

Helaas, de arts (bij gebrek aan meer passende titel) bekeek mij met een half oog tijdens ons korte samenzijn. Even snel pols, bloeddruk, longen en hart luisteren, volgende patient.

Je krijgt een gevoel van nietswaardigheid in deze mistroostige, verfloze, en onverschillige omgeving. Om mij heen leeftijdgenoten, net zo verloren als ik zelf.

We kijken elkaar aan in wanhoop, deze soldaat-onwaardige lichting 71-5, voordat we ons verspreiden in alle windrichtingen.

We zijn tenslotte geen slaaf, nog heel even niet.


Dan volgt een stilte voor de storm die om de hoek staat te wachten op het moment dat ik mij veilig waan.

En ja hoor. Weer is een aan mij gerichte brief op de mat gevallen. En daar staat het noodlot in HELvetica. Dit keer wordt ik geboden om mij te melden bij de Isabella Kazerne te Vught. Waar ligt Vught ook alweer? Oh, daar!

Wel een vriendelijke naam, Isabella in schril kontrast met "kazerne". Wat kan ik verwachten van een plaats waar de enige vrouw een barak is, gevuld met mannelijke leeftijdsgenoten?

 De volgende maanden vliegen snel voorbij en nu is het dan werkelijk zover.

Ik heb mijn werk en ouderlijk huis verlaten en via lijn 25 naar Centraal Station, met trein en bus de reis gemaakt naar mijn nieuwe verblijfplaats tijdens de zes weken basis training. Ik besef al te goed dat we de eerste twee weken helemaal niet naar huis mogen, geen verlof krijgen, want zo heet dat. De September wind blaast koud op mijn hoofd. Waar ik voorheen een grote bos haar ter bescherming had, was nu mijn keuze met heel kort haar aankomen, of ter plaatse een knipbeurt krijgen van iemand met bitter weinig aanleg of ervaring.

Nog steeds voel ik mij niet helemaal gedoemd, want ik heb besloten om niet te eten, dan sturen ze je naar huis. Hoe moeilijk kan dat zijn?


Reeds in de trein en later in de bus komen uit alle hoeken en gaten jeugdige bleekgezichten tevoorschijn. We herkennen elkaar direct. Allemaal lotgenoten behalve één die getekend blijkt te hebben om beroepsoldaat te worden, Henk.

En hij is er nog trots op ook, al spiekt hij tevergeefs naar anderen met dezelfde ziekte.

Wat er ook valt te zeggen over zijn beslissing, besmettelijk is het zeker niet. We bekijken hem met wantrouwen, want wie doet er nu zoiets stoms? Wij zijn hier voor één reden, omdat we gedwongen worden.

Maar twintig minuten later zijn we aangekomen bij de kazerne ingang. We verlaten de bus gedwee als lammetjes naar de slachter. Onze ooghoeken speuren tevergeefs naar ontsnappingsmogelijkheden.


Daar komen geuniformde kerels, sommigen nauwelijk ouder dan wij, ons toeschreeuwen om netjes in een rij te gaan staan, zooitje ongeregeld dat we zijn!

"Tassen daar op een hoop leggen!"

Verderop het plein zie ik soldaatjes voorbeeldig in de pas marcheren op een manier die wij nooit zullen leren.  

  In onze rij neem ik een bekend gezicht waar, een jongen die in Italië op dezelfde camping was geweest als ik, en daar een mooi meisje verschalkte, een vriendinnetje van die van mij. Maar hij herkent mij niet en dus is iedereen moederziel alleen.


Vervolgens krijgen we een enorme lading te tillen in de vorm van keurig opgevouwen maar duidelijk gebruikte kledingstukken, een grote grof linnen legerzak en zware schoenen (kistjes) die allemaal min of meer moeten passen.

Ik bekijk de diverse groene tinten van deze buit met argwaan, een overall, en overhemden die er wel goed uitzien, met van die grote borstzakken. Een of twee van hetzelfde stevige materiaal als een broek, die zowel opgenaaide vierkante en steekzakken blijkt te hebben.

In een van de zijgebouwen ligt onze slaapzaal, ruim zestig metalen bedden in twee rijen en naast elk bed een stalen kast die we op een heel bepaalde manier moeten inrichten.

Wat staan we daar dom te kijken? Er moeten bedden opgemaakt worden, zo strak dat als de sergeant er een kwartje op laat vallen, deze terugkaatst zonder een deukje achter te laten. Hij doet het voor op een bed dat reeds klaar staat.

Onze bedden daarintegen, daar ligt het blote metalen vlechtwerk ons aan te staren, matras, of wat daarvoor moet doorgaan, dubbelgeklapt erop. Lakens eroverheen. Drie maal raden naar de kleur, dat is twee keer teveel.

Hun grootste angst is waarschijnlijk dat iemand wakker zou worden en denken dat hij thuis is.


We modderen maar wat aan met al die instructies, want niemand spreekt op normaal volume. Als je niet doof bent dan wordt je het wel.

"Wie is Westerbroek?" Daar komt onze gekke Henkie naar voren, apetrots.

"Mooi, jij bent dan nu aspirant eerste klas en jij hebt de leiding over dit peleton!"

 Hij is door deze niet bestaande functie onze baas. Wie wil niet die grijns van zijn gezicht stompen? Hij heeft nu in ons echt een vijand.

Eindelijk komt een; "Neem je mok mee!" pauze.

In de kantine liggen metalen platen met drie verdiepte gedeeltes en daarmee ga je in de rij staan. Dienstplichtigen met haarnetjes scheppen dan de gaten vol met een en andere prak. Onze stalen mok heeft twee beweegbare oren eraan die je weg kan klappen voor wanneer je op veldtocht bent. Ijskoude melk en andere dranken mag je zelf tappen, zoveel als je maar wil. De metalen smaak die je beker geeft aan alles, daar wen je wel aan. De zaal tot de nok gevuld met houten banken en tafels, enorm lawaai van alle manschappen die door elkaar schreeuwen.

Dat het eten was niet zo slecht was als het had kunnen zijn, heb ik alleen van horen zeggen. Demonstratief neem ik plaats achter een leeg bord.

"Eet jij niet?" vraagt een mede nieuwkomer met beperkte interesse. Ik schud mijn hoofd in verwachting van de geweldige gebeurtenissen die gaan volgen.

Ik verwacht een officier aan de tafel:

"Waarom eet jij niet?" Een kort gesprek later: S5 afkeuring. Naar huis met de eerste trein! Ik kan de opluchting nu al voelen. Dat ik met S5 nooit een overheidsbaan kan krijgen, lap ik aan mijn kist.

Maar iedereen eet wat hij wil en niemand let op dat ik Ghandi ben geworden. En voor dezelfde reden: vrijheid!

Zo sla ik ook avondeten en ontbijt over, nog steeds in afwachting van gebeurtenissen die hardnekkig achterwege blijven. Inmiddels heb ik vreselijke honger gekregen en bij de warme lunch moet ik wel opgeven. Misschien was Ghandi wel te hoog gegrepen.

 Inmiddels is overduidelijk dat het niemand een biet kan schelen of soldaten wel hun bordje leeg eten. Deze voor mij zo belangrijke functie is wagenwijd opengelaten.

Aldus is mijn verzet gebroken en laat ik gedwee mijn bord opvullen, net als de anderen. De beige vloeistof is warm en dus champignonsoep. Ik ga zitten, neem een volle lepel en doop tegelijk een snee brood erin.

"Gatverdamme!" proest ik de zoete massa weer uit. Om mij heen zie ik diverse jongens met eenzelfde reactie.

"Je weet wel wat het is, hé?" vraagt een met een vieze uitdrukking.

Ik knik: "Warme vanillevla!"

"Ja, ze zijn zeker te laat begonnen met koken, neem ik aan" Lacht de jongen terug. Ook bij hem thuis moet vla koud geserveerd worden. Zonder verdere verrassingen valt de rest inderdaad best mee, zo'n honger heb ik.


Daarna ga ik op zoek naar andere methodes om naar huis te mogen, maar het lezen van de dienstregelementen geeft niet veel hoop. A lijkt nog de meest waarschijnlijke optie.

Artikel 10

Nederlanders worden uit het dienstplichtregister afgeschreven:

  • a. bij overlijden;

  • b. bij het bereiken van het vijfenveertigste levensjaar, behoudens het geval bedoeld in artikel 35 derde lid;

  • c. bij verlies van het Nederlanderschap;

  • d. bij verhuizing naar een ander eilandgebied van de Nederlandse Antillen of een ander deel van het Koninkrijk;

  • e. bij verhuizing naar het buitenland;

  • f. bij blijvende ongeschiktheid;

  • g. bij blijvende uitsluiting;

  • h. bij ontslag uit de werkelijke dienst ingevolge het bepaalde in de artikelen 35, tweede lid, en 36a tweede lid [bedoeld zal zijn: de artikelen 35, tweede lid, en 36].

 Een piepklein lichtpuntje komt later die middag wanneer een sergeant gewoon vraagt of er misschien iemand naar huis wil;

"Geen probleem, hoor. We willen niemand hier hebben die geen zin heeft."

Mijn arm jeukt maar ik vertrouw het niet en dat blijkt natuurlijk terecht. Want de sukkel die wel zijn hand op heeft gestoken is nu druk met latrines schoonmaken met zijn tandenborstel. Latrine is groentaal voor toilet. Langzamerhand sluit de ene ontsnappingsmogelijkheid na de andere, en nu weet ik het niet meer. Moet ik nu echt achttien maanden in deze groene gevangenis overleven? Dat kan niet waar zijn.



2

Als je geel met blauw mengt


De volgende periode voelen we ons als mannequins want bijna de hele dag bestaat uit aan- en uitkleden. Ten eerste mogen we de eerste weken lang geen ondergoed dragen van thuis. Om dat verlies goed te maken hebben we groene broekjes ontvangen, gemaakt van kriebelwol. Werkelijk alles is groen, hemdjes, overalls, broeken, overhemden en vooral; wij zelf.

Er verspreidt zich een vochtige, muffe en ietwat zure geur waar we ons bewegen, want de kleding is oud, soms deels versleten en zeker niet goed gedroogd. We ruiken dus zelfs groen en er ontstaat een mistroostige stemming. We hebben niets misdaan en worden toch gevangen gehouden!


Ondanks alles komt ook een andere emotie binnensluipen en langzaam alle gevoel van onrecht opzij duwen. De regelmaat van vroeg opstaan en zoveel regels en orders opvolgen heeft een onverwacht neven effect.

Spaarzame momenten dat we met rust worden gelaten, zoals in de kantine geven ontspanning en gevoel van vrijheid van een gehalte dat ik nooit eerder heb ervaren. Stockholm syndroom, maar toch niet helemaal.

In hetzelfde schuitje gesmeten, zijn we allemaal elkaars beste vriend omdat de vijand zich zo duidelijk laat onderscheiden. Ze hebben namelijk allemaal decoraties op hun schouders. Strepen of sterren, en ze zijn hier uit hun vrije wil.

Henk gedraagt zich als Mussolini, gaat ons orders toeblaffen als we op de kamer en uit het oog van de leiding zijn. De meesten negeren hem, daar hoor ik ook bij. Dat het niet goed gaat aflopen met Henk is duidelijk voor iedereen, met uitzondering van hemzelf.

  Op de exercitie plaats roept een schijnbaar gehoorgestoorde onderofficier wat we moeten aandoen en hoeveel tijd we daarvoor hebben.

"Negentig seconden!" Stopwatch in de hand.

We kunnen nauwelijks onthouden om welke van de vele kledingstukken het gaat en al doen we elkaar na, we komen naar zijn smaak altijd te laat.

"Als de volgende oorlog een modeshow wordt, dan zijn we over zes weken er helemaal klaar voor!" Beweert John die het bed naast mij heeft.

"Jesus! Mijn gulp dichtdoen duurt al negentig seconden!" voeg ik ademloos toe, onder nerveus gelach van de rest van het peleton. Nu ik heb meegegeten lijkt mijn lot dan bezegeld, maar mijn tweede voornemen is sterker dan tevoren. Ik neem niets van wie dan ook. Teveel verhalen dat soldaten iemand uitzoeken om als pispot te gebruiken, die persoon zal ik niet worden!


In tegenstelling met mijn gemiddelde formaat, heb ik vaak gevochten en ben snel en handig. Ik gebruik al mijn kracht om tegenstanders één richting te duwen of trekken en wanneer hun weerstand op hoogste punt is, dan draai ik razendsnel in de omgekeerde richting. De grootste, sterkste tegenstanders verliezen daardoor hun evenwicht en dan sla ik toe. Mijn nekklemmen, daar komt niemand uit want ik gebruik al mijn kracht, ervaring en angst voor een pijnlijke nederlaag.

Schermutselingen zie ik vol vertrouwen tegemoet, de meeste anderen zijn zeker zwakker dan ik.

En ja hoor. Al snel blijkt de agressie van de omgeving uitwerking hebben hebben op ons. Je kan niet de hele dag afgeblaft worden zonder zelf een stijging te voelen in drift en geweldadigheid. Gevechten vinden plaats over de hele slaapzaal omdat we elkaars bedden en kasten omver gooien.

Ik ben dus bepaald niet van de club van "de andere wang" en neem overmatig wraak, alleen zo kunnen ze het afleren, de schoften. Vervolgens doe ik exact hetzelfde tegen anderen en verwacht dat ze het zomaar van mij pikken.

"Laten we het maar uit de weg krijgen, nu en voor altijd!" Roept onze tweestreep nu we weer buiten in een rij staan en deze vent als vaste instructeur hebben toegewezen:

"Ik ben sergeant Konijneburg. Nu allemaal lachen en daarna nooit meer. IS DAT BEGREPEN?!"

Helemaal niemand lacht. Dan stapt hij triomfantelijk achteruit en valt over een rugzak die een of andere sukkel heeft laten liggen. Languit achterover!

Wij komen niet meer bij van het schateren, terwijl hij met vuurrode wangen als een duveltje opspringt en de zak gaat schoppen uit woede. Hetgeen nog meer hilariteit veroorzaakt.

"Ik had gezegd AFGELOPEN met lachen!"

"We lachen helemaal niet, het is een allergische reactie, het zal wel door het ondergoed komen..." brengt iemand uit. Dat helpt niet. Maar hij mag wel vijf rondjes hardlopen, om de binnenplaats heen.


"Nu gaan we marcheren, deze kant op!"

En zo kuieren we achter hem aan, allemaal in onze eigen pas, net als burgers in de Kalverstraat. De regels zijn inmiddels wel duidelijk, je moet iedereen die hoger in rang is, groeten, salueren heet dat. En hoger in rang dan aspirant soldaat, dat iedereen op de planeet. Pet moet schuin over je hoofd worden getrokken en na twee weken zullen we een beloning krijgen in de vorm van een geweer, die we als persoonlijk eigendom moeten beschouwen. Het wapen zal natuurlijk nooit echt van ons worden, maar we zijn wel aansprakelijk. De andere beloning is verlof bij goed gedrag. Wat een luxe zal dat zijn, als we vrijdagmiddag naar huis mogen!

Voorlopig hebben we meer dan druk met modeschows, snel aankleden, opruimen en bedden opmaken. Kistjes poetsen zodat ze glimmen als koper in onze riem.  

  Zo onstaat een ritme tegen wil en dank, om half zes uit bed en douchen, aankleden in wat voor tenue sergeant Konijnestein voor ons in petto heeft, en ontbijten. We leren heel langzaam hoe te marcheren met slechts één jongen uit de pas, want zo eentje is er nu eenmaal in elk peleton. Hij is makkelijk te herkennen, het is degene die denkt dat de rest uit de pas loopt. Hoe we in stijf attentie, één armlengte van elkaar, en rust positie moeten staan. Allemaal van levensbelang wanneer de Russen komen. Want als je niet kan excerceren kan je ook niet vechten. Dat weet een burger zelfs.


Zoals verwacht verloopt dit deel van de carriere van Aspirant Eerste klas Henk verre van vloeiend. We spreken onderling af dat elke dienstplichtige die even weg mag voor welke reden dan ook, een ferme schop onder Henkies bed moet geven zodat de deken bijna het plafond bereikt en hij opnieuw moet opmaken. Of zijn laarzen omruilen tegen maat 58 of 38, kleren uit zijn kast trekken en verstoppen. Nu we eenmaal in jeukpoeder hebben geinvesteerd zijn we er niet gierig mee.

Hij blijkt zelf ook heel onhandig, zijn etensbak vliegt regelmatig door de lucht voordat hij een hap heeft kunnen nemen. Hij glijdt uit in de douche. Op een dag staat zijn bed op de binnenplaats. Om het goed te maken, wassen vier forse kerels zijn haar in de toiletpot met urineshampoo.

In plaats van het goede voorbeeld te geven komt hij vaak als laatste aankakken met een of ander dom excuus, waardoor Konijneheuvel hem eraan moet herinneren dat hij geen beroeps kan worden als zijn verdere opleiding niet voorbeeldig verloopt.

Als hij weer eens komt aanstrompelen op twee linkse laarzen, dan wordt Henk overgeplaatst naar een ander peleton. Een opluchting voor allen, hem niet het minst.

Ik zou bijna vergeten te vertellen dat ik, met mijn vergeetbare uiterlijk, een beeldschone vriendin heb. Dus waar mislukkelingen achter moeten blijven voor weekenddienst, is het voor mij pure noodzaak om daar niet bij te horen. Vooral niet op te vallen, door beter of slechter te zijn dan anderen.

Want ik moet naar haar toe, en daar helpt geen dosis XXX in ons eten aan. Om ongewenste tafrelen tegen te gaan krijgen we sulfiet in elke maaltijd, zo gaan hardnekkige geruchten. Waar of niet, het heeft op mij geen werking.

Mijn geliefde en ik schrijven dagelijks liefdesbrieven aan elkaar en ik tel de uren totdat het vrijdagmiddag is en we worden vrijgelaten. Dan doen we een lichtbruin overhemd aan met bruine das en ons beste tenue, grijs geheten om onverklaarbare redenen. Groene pet schuin over het hoofd. Als je je ogen half dichtknijpt lijken we net echte soldaten.


Weekenden zijn kort en zo komen we zondagavond met onfrisse tegenzin weer terug in de kazerne en krijgen inderdaad op gegeven moment een vuurwapen en bajonet uitgereikt.

Nu mag ik geen kwaad spreken over de Lee Enfield. Het was zonder twijfel een uitstekend wapen tijdens de loopgravenoorlog, want je kan mensen raken die je niet eens kan waarnemen, zo'n twee kilometer verderop. Verre van de nieuwste technologie, maar dat zijn klunzige aspiranten ook niet waard.

We modderen maar wat aan met dit bijna antieke vuurwapen.

Dan krijgen we drie losse flodders uitgereikt als goudklompjes. Patronen zonder projectiel, maar met rode gesmolten was aan het einde zodat het losse kruit er niet uit kan vallen. Steeds in en uitladen, blijven trainen zodat we het in het donker ook kunnen.


En op een donkere nacht gaan we op oefening met ons speelgoed! Eerst in de groene vrachtwagens met houten bankjes, op zich al een hele oefening om zittende te blijven wanneer we door kuilen rijden, want die zien we natuurlijk niet aankomen, achterin gezeten.

 We zien er wel vervaarlijk uit met onze helm op en geweer in de hand. Pofbroeken en zware kistjes, onze laatste week met kriebelondergoed.

De Indonesische sergeant majoor Groeneveld is een beetje lolbroek en legt ons tijdens het lopen zijn tekenen uit omdat we geen geluid mogen maken. Eenmaal in de natuur, giet hij water uit een plastic flesje zodat we kunnen horen hoeveel lawaai dat maakt in de stilte van de nacht.

"Als je moet pissen moet je het dus langs je arm laten lopen zodat de vijand je niet kan horen." Niemand moest nog naar het toilet na die boodschap.


Nu is er geen tegenstand te verwachten op een boerenweggetje die nacht, en dat hebben we ook niet nodig.

Een state-of-the-art leger als die van ons brengt zijn eigen vijand mee naar het slachtveld. Wanneer sergeant majoor Groeneveld beide handen naar buiten wijst is het niet om de nooduitgangen in het vliegtuig aan te wijzen.

Direct springt iedereen links en rechts, volgens onze instructies. Na mijn ferme sprong voel ik iets onprettigs om mijn enkels, alsof ik wordt vastgehouden. Vele anderen schreeuwen en kermen van pijn, die zijn namelijk IN het prikkeldraad terecht gekomen. Terwijl - geloof het of niet -

ik op wonderbaardelijke wijze er precies tussendoor ben gesprongen! Dat zou mij nooit lukken op de meest klaarheldere dag.

"Oh sorry jongens!" Fluistert Groeneveld vanuit zijn verdekte positie, want hij heeft zelf niet gesprongen.

"Ik wist niet dat hier prikkeldraad stond."

Dan maar terug naar de kazerne voor pleisters, de andere vijand kan wel wachten.


Een korporaal zal ons tonen hoe we kunnen koken tijdens veldkamp, met een petroleum brandertje. Hij is geen topchef en het resultaat ruikt navernant.

 Het vuur laait plotseling te hoog en hij doet pogingen met zijn keukendoek het uit te slaan. Helaas draait daardoor de knop in de verkeerde richting en het kooktoestelletje gaat van vlammend naar laaiend. Met brandende theedoek in een hand roept hij dat we dekking moesten zoeken en geeft leidend voorbeeld, gaat ons reeds ver vooruit.

Een jongen die ervaring heeft met kamperen raakt niet in paniek, maar draait de knop dicht met zijn mouw tegen de hitte. Schoorvoetend keren we terug, de instructeur als laatste omdat hij de grootste afstand heeft afgelegd. Hij zweert bij alles wat hem heilig is om verslag uit te brengen over de onbetrouwbaarheid van de kookinstallatie.



3

The Girl on a Motorcycle


Inmiddels hebben wij ons vooroorlogse vuurwapen zo vaak uit elkaar gehaald en in elkaar gezet dat bij inspectie geen korrel zand in de onderdelen kan zitten. Anders: "Weekenddienst!"

Ondanks - of misschien juist door - beklemmende waarschuwingen van de strepen hebben velen blauwe duimnagels opgelopen. Het is ook niet makkelijk.

Je moet met behoorlijke kracht met de wreef van je hand de pal omlaag schuiven en daar goed vasthouden. Zodat je met de duim van dezelfde hand door de ontstane opening de top van het magazijn omlaag kan duwen. Bloedlink want als de pal slipt zit je duim ertussen. Als het wel goed gaat klikt er iets in het metalen monster en zo kan je hem verder uit elkaar halen.

Ondanks alle dreigende onheil, slaag ik erin mijn positie in de middengroep te behouden. Ik denk niet dat iemand mijn naam weet want ze schreeuwen altijd:

"He jij daar!" Dat kan gewoon niet beter.


Deze keer onderwerpen we ons aan een oefening die het daglicht zou moeten verdragen. Met geweer in hand, drie kostbare losse flodders per recruut geladen, laat de vijand maar komen!

Konijnekamp loopt langs onze rij en tikt elke recruut op de borst, harder dan strikt noodzakelijk.

"Een!", "Twee", Een", "Twee" en zo verder terwijl achter hem geroezemoes hoorbaar is:

"Wat was ik?"

"Jij was een, want ik was twee".

"Dat kan niet, want ik ben ook een!"

"Dan zou ik ook twee moeten zijn? Hij zei anders duidelijk Een hoor!"

 Konijnebroek houdt abrupt op met borstkloppen om ons eventjes hartgrondig uit te schelden. Er zit echter niets anders op, hij moet helemaal opnieuw beginnen.

Maar omdat dit specifieke onderdeel van de krijgsmacht zo in de war is geraakt, staan we inmiddels weer in andere volgorde. Daardoor krijgt iedereen die eerst Een was nu nummer Twee toegewezen en omgekeerd! Vanwege die verwarring moet weer een pauze worden ingelast om te reorganiseren.

Sommigen moeten inmiddels echt nodig plassen en zo blijft Konijnestijn achter met een half peleton en een set wangen, rood van onmacht.


Tijdens deze hiaat bekijk ik hem eens rustig. Hij is een jonge vent, met roodachtig haar en sproeten. Als hij geen strepen op de schouder had gehad en even niet schreeuwt heeft hij werkelijk een prettig gezicht met vriendelijke ogen. Hij merkt dat ik hem aankijkt, en is met een diepe zucht weer even mens:

"Jesus, wat een rampfiguren." En omdat ik bij de helft hoor die geen natuurlijke behoeftes heeft, beziet hij mij tijdelijk als lotgenoot. Tenslotte moeten we beiden wachten op de zwakgeblaasden.

Zo keuvelen we even alsof we gelijkgestreept zijn over de parate troepen in Duitsland totdat het grootste deel van de dappere strijders terug is gekeerd.


Konijneoor probeert het nog maar eens:

"Vergeet nu welk nummer je eerder had!" Dat vergeten is eenvoudig genoeg, maar hierna onstaan weer dezelfde problemen totdat de sergeant majoor erbij komt en iets in zijn oor fluistert. Konijnehoop knikt, wangen roder dan ooit.

"Luister! We gaan opnieuw nummeren, maar nu anders! Nummers Een doen een stap naar voren, Twee blijven staan." Groeneveld stelt voor dat we anders dit nummer op ons voorhoofd getatoeëerd kunnen krijgen. Nu gaat het een stuk beter. Je moet maar hopen dat de vijand in oorlogsituatie net zoveel geduld kan opbrengen en vooral niet aanvallen terwijl wij niet weten of we nu Een of Twee heten.

Hoe onsportief zou dat zijn!


Wat blijkt? Deze aanvalsmethode is de allereenvoudigste, regelrecht uit de truckendoos van Napoleon zelve. Nummers Een moeten in dekking liggen, terwijl Twee naar voren rennen en andersom. Voordat één schot is gevallen, valt het resultaat al tegen omdat sommigen kuieren met een denkbeeldig driebenige hondje terwijl anderen van mening zijn dat ze op de Olympische Spelen de honderd meter moeten sprinten.

Resultaat; het hele peleton uitgestrekt over de lengte van de heuvelrug.


Eenmaal terug in een rij staat het aantal passen ter discussie, twee lang of drie kort vanwege het oneven terrein.

Konijnebout krijgt van mij een tien voor doorzettingsvermogen:

"En nu we weten hoe het moet, wanneer Een in dekking ligt geven we dekking aan Twee door te vuren, okay? Maar nu echt schieten. Een schot tegelijk!"

Allemaal netjes in een rij, wat kan er nu nog fout gaan?


Nu bestaat er een regel in Militaire Dienst dat tijdens een oefening niet meer dan vijf procent deelnemers gewond mag raken, anders moet de hele kermis worden afgeblazen.

Het is mijn beurt als Een om te schieten en vanuit mijn ooghoeken zie buurman Twee opstaan terwijl de jongen naast hem de kruitlading met vlammende hete was tegen zijn kont aanschiet. Het resultaat is een kort sissend brandje dwars door zijn broek heen. Hij is niet de enige, overal hoor ik kreten van pijn! Zo blijken handen, benen en achterwerk brandend doelwit en mogen we opnieuw terug naar de barak om wonden te verbinden. We hebben inmiddels twee oefeningen  meegemaakt en meer slachtoffers opgelopen dan in een echte oorlog.


Met alle wonden bepleisterd is het tijd om tot rust te komen. Dat is leuk omdat ik vrienden ben met Mark die de filmprojector mag bedienen. Dienstplichtigen in deze fase hebben recht op rasechte bioscoopfilms, zoals

"The Girl on a Motorcycle".

Hoeveel drugs de regiseur gebruikte om dit misbaksel te produceren gaat ons niet aan. Net als het dunne verhaal of acteertalent, gebrek daaraan. Want de naar onze smaak altijd te spaarzame naaktheid van Marianne Faithfull kunnen we eindeloos herhalen met Mark aan de knoppen.

Oh. Wat zijn we verliefd en wat haten we die vreselijke Mick Jagger! Met een achternaam zoals de hare, zijn onze kansen natuurlijk te verwaarlozen.

Wie vele jaren later haar autobiografie leest, krijgt het ontnuchterende nieuws dat iedereen met de juiste drugs honderd procent kans bij haar had. Maar dat weten we op dat moment natuurlijk niet en een paar uur lang is ons leven rond, sexy en vooral allesbehalve groen.

 We krijgen bij goed gedrag nu ook verlof s'avonds uit te gaan als er geen oefening is. We gaan naar een dorpsfeest met een overvloed aan meisjes. Geen van ons durft te versieren en ik heb mijn vaste verkering als excuus. Jacob heeft donker haar en enorme lange bakkebaarden zoals de mode is. Hij lijkt op die droogkloot van de Monkeys, de Amerikaanse Beatle kopie band. En ja hoor, er komt een mooigerond meisje met hem praten en momenten later knuffelen ze samen.

Versiering geslaagd, maar wie versierde nu wie? Hoe dan ook, Jakob komt die nacht net op tijd terug in de kazerne met een zeer grote glimlach op zijn gezicht.



4

Twee x Twintig = Duitsland


Omdat onze training zo voorspoedig verloopt worden we in de vierde week goed genoeg bevonden voor het echte werk. Dat bestaat uit stormbanen, vergast worden en het gevaarlijkste van alles, met echte scherf handgranaten gooien.

Traangas wordt in een bunker gespoten en dan moeten we naar binnen met gasmaskers op. Eenmaal daar moeten de maskers af waardoor we allen met zwaar betraande ogen en snotneuzen weer naar buiten strompelden.

Er is ook positief nieuws, want het braakgas is op.

Wat deze training voor nut heeft blijft een raadsel.

Daarna mogen we weer in de truck plaatsnemen op houten planken, en ervaren hoe het vervoersmiddel werkelijk geen enkele vering blijkt te hebben. We hossen en stoten als erwten in groen blik terug naar de kazerne.


We moeten ook leren met dummies te gooien, handgranaten zonder springstof. Dat gaat al niet zo goed, sommigen gooien met moeite vijf meter. Experts kunnen wel dertig meter gooien, maar die boodschap helpt niet veel na de kennis dat de metaal splinters makkelijk veertig meter kunnen halen. Dus moet je in dekking liggen met handen over je helm, net zoals in oorlogsfilms.

Daar komt nog bij dat we bij oefeningen gewoon op de grond staan maar op Moment Supreme blijkt dat we vanuit volkomen ingegraven positie moeten werpen, dus ver naar boven moeten gooien alleen maar om de grond te raken.

Met bitter weinig armruimte om ons heen, dus helemaal niet zoals helden op het witte doek. Het alternatief, dat de granaat terug kan vallen op ons niveau is nog minder aantrekkelijk. Dus verkleumd en bleke gezichten van angst, zo wachten we onze beurt af. 

  "Zij die sterven gaan groeten U".

De sergeant die belooft heeft naast ons te staan heeft wel een dubbele muur ertussen zodat als we de lucht in gaan, dan is het wel alleen. En zoals verwacht ontstaat paniek wanneer een van de kreukels drie meters ver gooit. Daardoor kan de hele aardbodem meegenieten terwijl hij en zijn vloekende streep in de loopgraaf op hun buik moeten liggen om niet door de scherven geraakt te worden.

De overlevenden mogen een week later met scherp gaan schieten. De terugslag van de Lee Enfield is dusdanig dat bijna iedereen na het eerste schot de gewoonte krijgt om het hoofd af te wenden. Waar de kogels terecht komen is van ondergeschikt belang, ondanks de vloekende strepen die naast ons het resultaat observeren.


Er zijn nu bijna voortdurend schermutselingen op de slaapzaal.

Johan, de grootste kerel van het hele peloton heeft mijn laarzen bovenop de hooghangende metalen licht bak gezet, waar niemand anders nog bij kan komen. Ik vlieg hem aan en zo rollen we over de vloer totdat hij het wel genoeg vind en ze teruggeeft.

Nog steeds dezelfde grappen, bedden omver gooien en kasten naar voren trekken waardoor de hele inhoud opnieuw geplaatst moet worden, op de millimeter precies. Zoals staat in de bijbel, het is beter te geven dan te ontvangen.


Nu het merendeel van ons peleton weet dat je mij beter kan ontwijken, gaan sommigen op zoek naar makkelijk doelwit.

Er is een groepje ontstaan rondom Adriaan, die zelf klein is maar op een of andere manier twee jongens heeft gevonden, die net zowel dom als groot zijn, en hem volgen. Hij bespot anderen en met zijn volgelingen gaat hij ze sarren.

Mick is een aangewezen doelwit. De jongen heeft gewoon een "kick me" tekst op zijn voorhoofd, hij kan of wil zich niet verdedigen. Adriaan komt met zijn helpers bij hem staan en ik kan mij niet beheersen.

 Het komt helemaal aan op houding, een enkel teken van zwakheid en deze aasgieren vallen aan.

Ik ga tussen hun in staan:

"Leuk jongens. Maar even langs mij, voordat je hem pakt!"

"Waar bemoei jij je mee?"

"Dat heb ik net gezegd. Even eerst mij aanpakken voordat je bij hem kan komen. Makkelijk toch? Jullie met z'n drieën."

Ik zie ze twijfelen want hun lol niet om te vechten, ze willen aftuigen. Een houding als de mijne is alleen te verklaren als ik masochist ben, of een hele gevaarlijke kerel die graag een potje wil beuken tegen een overmacht. Ik ben geen van beiden, maar ik kan ook niet aanzien dat een zwakke jongen in elkaar wordt geslagen door toedoen van zo'n laffe hyena als Adriaan.

Ik haat die vent. Ze druipen voorlopig af met schamperende bemerkingen maar de komende dagen circelen ze steeds meer om Mick heen, terwijl ik hem ook vaker opzoek. Er ontstaat een impasse die met de dag meer dreigend wordt.

Dat Mick is heel dankbaar is, brengt mij alleen nog meer irritatie. Want dit is allemaal onnodig, hun wil om geweldloze geweld te willen aandoen, mijn interventie en zijn dankbaarheid. Ik vecht met degenen die meevechten, niet tegen weerlozen.


Agressief zijn we allemaal maar dezelfde Johan wordt een zekere avond - ik kan niet anders beschrijven- gek. Hij trekt zijn bajonet om ons ermee bedreigen:

"Niemand slaapt vannacht, is dat begrepen? NIEMAND!" En zo gaat het uren lang. Moedig of minder, niemand heeft zin om hem aan te pakken. Zelfs zonder wapen kan je in hem geen deuk maken, die ervaring had ik zelf al opgelopen. Met een bajonet in de hand is hij in zijn eentje beter in staat om de grens te bewaken dan de rest van het leger gezamenlijk.

 Toch weet iemand te ontsnappen en komt terug met Sergeant Majoor Groeneveld. Deze man bekijkt de situatie uiterst rustig. Hij zwaait de suggestie af om de MP erbij te roepen en loopt ongewapend op Johan af.

"Zo, en hoe gaat het ermee?" vraagt hij op conversatietoon, net alsof geen steekwapen aanwezig is.

Johan gaat direct te roepen wat er volgens hem mis is, hij krijgt weer op rustige toon antwoord.


Langzaam gaat het volume omlaag, tezamen met de woede van de jongen. Er zijn problemen op de boerderij terwijl hij er niet is om te helpen. En terwijl normaal gesproken zo'n messezwaaier naar strafkamp Nieuwersluis zou gaan, gebeurt er met Johan helemaal niets. Hij geeft tam zijn bajonet af en is voor de nacht meegenomen zodat wij eindelijk kunnen slapen. Later de volgende dag voegt hij zich stilletjes bij het peleton en er wordt nooit meer over gesproken. We zijn inmiddels toch allemaal een beetje gek geworden.


De injecties helpen ook niet. We krijgen een cocktail vaccinatie in beide armen die tamelijk heftig is. Er loopt een hospik langs de rij wachtende, en zegt tegen enkelen van ons:

"JIJ moet direct gaan zitten nadat je je prikken hebt gekregen, anders zorgt de zwaartekracht er wel voor!"

Het valt op, allemaal de grootste jongens die deze waarschuwingen waardig zijn. Omdat: "The bigger they are the harder they fall" blijkbaar hier van toepassing is.

Iedereen van normaal formaat of kleiner loopt gewoon weg, een beetje kwaad dat het pijn doet. Terwijl de reuzen zich moeten vasthouden aan hun omgeving, een paar vallen werkelijk bewusteloos voordat ze een stoel kunnen vinden.

Hetgeen geen indicatie voor wat gaat volgen, want de komende dagen worden wij allemaal behoorlijk ziek. Vandaar dat de injecties op vrijdagmiddag worden gegeven. Met overgrote grijns: "Prettig weekend, jongens!"

Want maandag is iedereen weer beter.

 Gekke Henkie gaat naar Suriname en moest daarom een grote beurt hebben, met nog een prik rondje. We zien hem af en toe rondlopen in een klein groepje soortgenoten, in training voor een klapperboom oorlog.

Er bestaan meer van die selecties die andere behandeling krijgen, vaak harder dan die van ons. Jaloers zijn we alleen op de rode baretten, omdat die volgens hun eigen geruchten meer aandacht krijgen van vrouwelijk schoon. Trots marcheren ze Vught in en uit. Heen met de hoogste verwachtingen en terug met leugenverhalen.


De volgende schietoefening komt men met een nieuw wapen op de proppen namelijk een FAL. Voor de meeste landverdedigers maakt dat geen enkel verschil, ze zijn inmiddels als de dood voor de terugslag en blijven stug opzij kijken om de klap op te vangen. Ik heb wel eens eerder met scherp geschoten op een schietbaan, al was het maar één keer.

Met beheerste ademhaling en open ogen schiet ik tot ieders verbazing twee keer rondjes van elk twintig centimeter, met slechts een enkele afvlieger. Ik snap de prestatie eerst niet want de inslagen zijn wel dicht bij elkaar maar echt niet in het midden van de schijf.

"Dat betekent niks, gewoon geweer bijstellen en alles is raak!"

Konijnendonk is zo onder de indruk dat hij mij meeneemt naar de schietschijven, om daar te zien wat de anderen raken. Het is wel bedroevend. De schietschijven zijn enorm, misschien drie of vier meter vierkant. Vanuit onze positie is duidelijk dat het enorme geraas van de zee van kogels volkomen willekeurig terecht komen, zelden op de schietschijf. Heel af en toe raakt een afvlieger doel, die vergissing wordt direct goed gemaakt door een regen van opvliegend zand.

"Twee keer vijftien is scherpschutter stuff!" herneemt Konijnepluim: "En daar hoor jij thuis." Zo gaat hij verder met het beschrijven van de luizenbaan die mij wacht wanneer ik de inslagen ietsje kan verfijnen.

 Direct promotie tot onderofficier, plus een speciale functie met weinig werk en veel respect. Aan het IJsselmeer ligt een trainingskamp voor snipers omdat je in het gladde water de inslag van kogels zo mooi kan waarnemen.

Dat klinkt wel goed totdat blijkt te gaan om een plaatsing bij de parate troepen in Duitsland. Dan zou ik mijn vriendin misschien een keer per maand zien, waarschijnlijk minder. Daar heb ik geen zin in, en omdat tijdens de keuring ook een schriftelijke test had plaatsgevonden blijk ik dubbel belast vanwege een hoge score. Alles wijst richting parate troepen.

Ik hoop nog steeds dat mijn bemerking dat ik anti geweld ben misschien hun beslissing kan beinvloeden wanneer mijn opleiding voorbij is. Pas dan zal ik horen waar ik gestationeerd ben voor mijn verdere dienstijd.

Jacob met de bakkebaarden heeft ook een nieuwtje. Hij gaat namelijk trouwen, want zijn meisje is al zwanger. Net als bij het versieren blijft de vraag wie er nu "lucky" was in deze relatie. Ze kennen elkaar immers nauwelijks, al heeft hij volgens zijn zeggen elke vrije avond in haar bed doorgebracht. De rest van ons ziet het hierin een waarschuwing want dit is wel heel snel gegaan. Het is ons opgevallen hoe het paartje binnen enkele minuten al stonden te zoenen.

Dat het het meisje was die de vijandelijkheden was begonnen en hij zich alleen verdedigde zoals elke Hollandse jongen zou doen met zo'n mooi rondborstig exemplaar. Was er iets heel anders aan de hand, misschien? Twijfels houden we toch voor onszelf.

Er gaan geruchten dat hoewel zwangerschap niet op de lijst van ontsnappingsmogelijkheden stond, het nu onwaarschijnlijk was dat Jacob zijn hele diensttijd moest uitzitten. Nee, als toekomstige kostwinner zou hij binnenkort groot verlof kunnen krijgen. Dat was de vrijheid die we allemaal zochten, maar de prijs die hij moest betalen was wel exorbitant.

 Onze laatste oefening is een echte simulatie. We krijgen groene en blauwe armbanden om en met ongelade geweren worden we losgelaten op de Drunense duinen. Sergeant majoor Groeneveld neemt de ene groep, Konijnebout de andere, waaronder mijzelf. Elk verstopt zijn kernsoldaten in een hoofdkantoor waar ze gaan kaartspelen. Ze zette wachtposten eromheen om te voorkomen dat ze zelf worden overvallen.

Het spel moet serieus worden uitgespeeld; als drie soldaten een of twee onder schot hadden, moeten ze zich overgeven. Dan zijn ze gevangenen en hun wapens afgenomen, net als met cowboytje spelen. Op die manier rommelen ze heen en weer, de grootste groep gewapenden heeft altijd gewonnen. Als je gevangen bent gaat je armband af. Ikzelf en vier anderen wandelen een beetje doelloos rond, en we proberen ons niet eens te verstoppen.


De Drunense duinen is een mooi gebied en een heel eind verderop zijn schoten hoorbaar van de rode baretten die ook op oefening zijn. Die krijgen wel kogels, dus. We lopen over vele heuvels zonder enige groenjassen waar te nemen tot we plotseling achter wat bosjes, op de majoor stoten die net in triomf zijn kaarten heeft neergelegd. Stomverbaasd of niet, we hebben een taak.

"Handen omhoog!" roepen we plichtsgetrouw, "Jullie zijn onze gevangenen!"

We zijn helemaal opgewonden, wat zouden we krijgen voor deze fantastische prestatie? Het was natuurlijk puur geluk, maar toch... Maar de officier zwaait afwerend met zijn hand: "Nee, nee, dat gaat niet op die manier!"

En hoe we ook roepen dat het oneerlijk is, hij laat zich niet gevangen nemen door ons. Wel gaat hij zijn schildwachten de les te lezen, omdat ze ons niet hebben tegengehouden. En dan mogen we vertrekken. Maar nu zijn we kwaad en spelen niet meer mee. Dan worden we maar gevangen genomen, bekijk het maar!

 De stormbaan is al niet heel leuk, maar nu moeten we zandhappen op een modderbaan waarover stalen draden zijn gespannen. Het regende een tijdje niet dus heeft een leukmajoor lekker met water lopen sproeien, zodat we na afloop onder de modder zitten!

Voor aanvang van onze laatste week laat majoor Groeneveld de hint vallen dat Konijnestreek dinsdag jarig is.


Aha! Direct ga ik in conclaaf met mijn mede aspiranten om eens vreselijk wraak te nemen. Ik verwacht onbegrip en tegenstand bij het onthullen van mijn plannetje, maar dat valt reuze mee.

Niet iedereen is overtuigd, maar ze doen toch unaniem hun duit in het zakje. De bewuste morgen staat Konijnebeen voor ons met de plannen voor de dag.

In "Geef Acht" positie horen we hem aan, maar als het bevel "Op de plaats Rust" komt, zette we allemaal in één beweging onze benen uit elkaar en handen op onze rug.

Dan loopt de aangewezen jongen even naar achteren en komt terug met een pakket met een lint eromheen.

"Permissie Sergeant! We hebben vernomen dat het vandaag uw verjaardag is. Dat wilden we niet zomaar voorbij laten gaan. Dit is van het hele peleton!"

En daar staan we dan met een snotterende en stotterende onderofficier, het is prachtig. We hebben met een paar kwartjes elk, de dunne verflaag van onze groengeklede hysterische dictator afgebrand. De rest van deze week is Konijnehol onze alleraardigste vriend, die alleen nog op ons zal schelden wanneer anderen het kunnen waarnemen. Maar zelfs dan, is het vuur eruit en zijn veelvuldige knipoogjes lijken wel een zenuwaandoening.


Adriaan en consorten en mijn bescherming richting Mick, ik denk dat het geen week langer zou moeten duren. Ze worden steeds dreigender maar omdat ik koel blijf, alsof het mij niet uitmaakt wat ze doen, blijft hun eerste stap achterwege.

 En zo komt, bijna onopgemerkt in tijgersluipgang de dag nader dat iedereen zijn toekomst te horen krijgt. Wat & Waar en vooral niet Waarom.

Daar staat het, zwart op wit. Ik moet mij melden bij de Weeshuiskazerne Naarden Vesting!

Er is een vesting in Naarden? Waarom heb ik daar nooit van gehoord? Geweldig nieuws natuurlijk want het ligt slechts een steenworp van de Incredible Hulk van Amsterdam. Maar Weeshuis heeft net zo'n negatieve klank als Isabella positief leek. Misschien is in de groene wereld alles andersom?

Die vrijdag nemen we afscheid. We zwaaien af als aspiranten en zijn soldaten geworden die nauwelijks kunnen marcheren en helemaal niet schieten.

Terwijl we beladen met duffelzak richting bus strompelen zien we Konijnestaart een groepje angstige nieuwkomers beschreeuwen. Och, wat zien ze groen!



5

Weeshuis


De bus vertrekt met horten en stoten van het Amstelstation en een uurtje later loopt ik langs imposante wallen, door de zuiderlijkste van de drie ingangen van de vesting heen.

Voor wie de vesting niet kent, in vogelvlucht bestaat het uit een gecompliceerde door water omringde ster, met eilandjes eromheen. De vesting zelf heeft dus maar drie ingangen en ik kon me niet voorstellen dat deze vesting ooit ingenomen kon worden door een vijand.


Hoe kan hier nu een kazerne liggen? Langs de boekenwinkel en daar links naast een kerkje staan stalen hekken en een soldaat die mijn orders bekijkt. Ik zie wel dat de kazerne groter is dan ik had verwacht zeker in vergelijking met die kleine huisjes in de straat. De soldaat aan het hek werpt een blik op mijn orders.

"Die poort en dan tweede links, daar melden!"

Ik knikt en steek de lege binnenplaats over. Achter de deur met bordje Administratie zit een man met meer strepen dan ik ooit heb gezien achter een houten buro met stokoude schrijfmachine. Achter hem nog twee mannen, ik herken Arie Haan, de voetballer. Wat doet die nu hier?

De administrateur kijkt op alsof hij het druk heeft, omdat het zo duidelijk niet het geval is. Ik overhandig mijn papier en na een korte blik erop knikt hij.

"Hofmeester hé?! Ik haal mijn schouders op, inmiddels gewend aan alles zonder verklaring te accepteren.

Ik weet niet beter dan de orders: melden bij Weeshuiskazerne. Er staat niet over Hofmeesters en al weet ik dat het iets met eten te maken heeft, ik heb nog nooit een Hofmeester ontmoet. Zijn uitdrukking is nu bijna vriendelijk:  

  "Toon dus. Volg mij maar." We lopen over de lege binnenplaats door een poort naar de andere kant, aan de wallen. Helemaal aan het eind overheerst de geur van koken en bakken. In een grote keuken staat een imposante burgerkok met zijn lepel aanwijzingen te geven aan groen-geklede jongens. Verstoord kijkt hij naar ons:

"Ja wat?"

De burocraat doet een beetje onderdaning:

"Een Hollandse nieuwe voor jou, Toon. Dat wou je toch?"

De reus bromt dat Hendrik weg was, en dus ja, er moet een nieuwe hofmeester komen. Hij neemt mij bij mijn arm naar de ramen en bekijkt mij in dat licht alsof ik een stuk vlees ben, een die verdere inspectie vereist.

"Laten we samen een bakkie pakken!"

Hij ziet eruit als een boer, met die grove handen en hoeks postuur. Het weinige hoofdhaar dat hij nog heeft krijgt de vrijheid om te krullen in alle richtingen. Grijze ogen, melangoliek, maar niet zonder vuur. Gekleed als een chef, helemaal in wit, met vetspatten.

Daar zit ik aan een ruwe tafel met een kop ondrinkbare zwarte koffie in mijn hand terwijl Toon vragen stelt met meer autoriteit en belangstelling dan wie dan ook in lange tijd. Ik voel wel dat dit gesprek belangrijk kan zijn en geef volkomen eerlijk antwoord. Dat mijn ouders zijn gescheiden en mijn stiefvader invalide is geworden na een hersenbloeding. Een tijdje later heeft Toon blijkbaar zijn beslissing genomen.

"Mooi, jongen. Eén ding moet je onthouden. Jij werkt voor mij, begrijp je dat?" Ik knik braaf, al snap ik er geen snars van. Zijn we niet in een kazerne? Is dit niet meer het leger?

"Dus je bent eerst van mij en pas daarna soldaat. Als je andere orders krijgt, die tegen de mijne ingaan wat doe je dan?"

"Dan doe ik wat u zegt!"

  "Precies. Alleen ben ik geen u, ik ben Toon. Nu moet je een paar dingen regelen. Je moet naar de tandarts, want alles moet in orde zijn als Hofmeester. Gaatjes mogen niet. Dan moet je een contract ondertekenen dat je niets mag oververtellen van wat je hoort en ziet. Dit is een Staf-Staf detachement met de hoogste officieren van Nederland die allemaal vertrouwelijke zaken bespreken."

Weer knik ik: "Dat zal ik doen."

Toon staat op als teken dat ons gesprek is beindigd: "Ingerukt en als alles is gedaan ben je hier vast gestationeerd als Hofmeester!"


De volgende twee weken wordt ik ingewerkt door de andere Hofmeesters René, Fred en Martin die blij zijn met een aflosser voor afgezwaaide Hendrik.

Dit is een totaal andere wereld! Mijn groene kleding kan in de duffelzak, inklusief uitgaanstenue. Daar staan zwarte leren schoenen klaar om mijn kistjes te vervangen, zwarte broeken en witte katoenen jasjes met koperen knopen aan beide kanten. De ene kant in de knoopsgaten van het jasje, de andere naar buiten. Er is plaats voor zes kopen maar ik krijg er maar vijf.

Martin: "We hebben altijd knopen tekort dus verdelen we wat we hebben." Hij zelf heeft er maar vier, zo blij zijn ze dus met mijn komst.


Er is ochtend- en avond dienst en er moeten voor de lunch altijd twee hofmeesters aanwezig zijn. De diensten overlappen dus elkaar. Je doet middag, en avond, voor ontbijt ben je vrij. De volgende dag doe je ontbijt en lunch en heb je de avond vrij. Na je weekenddienst krijg je een dag vrij ter compensatie, soms zelfs twee.

De grote keuken van Toon bereidt al het eten, en wij moeten in onze keuken koffie en thee zetten, beleg snijden en alles serveren. 

  Ook eieren koken en bakken en afwassen in de machine. De klanten zijn vaak officieren met hoge rang en ik kom erachter dat sommigen vaste bewoners zijn. Weg gepromoveerd vanwege een of andere enorme vergissing, naar deze plaats waar ze geen kwaad kunnen doen.

We hebben geen tanks of kannonen hier, wel wallen en water rondom. Er komen ook reizende militairen die overnachten en eten voor een of meerdere dagen.


Oorspronkelijk werken wij in de onderofficiers mess, maar in werkelijkheid heeft de officiers mess geen reden van bestaan meer.

Iedereen van hoge rang komt liever bij ons eten en de hofmeesters van de kleine zaal hebben weinig of niets te doen.

We gaan ook nauwelijks met hun om. Er is zeker ook een eetzaaltje voor soldaten, maar het is zo ver beneden ons dat we daar nooit komen. In feite zou er ook een hoofd Hofmeester moeten zijn, die ons moet leiden. Maar die is nooit komen opdagen en alleen Toon heeft autoriteit over ons. Verder zijn wij meesters over ons domein.


Zijn boerenuiterlijk ten spijt blijkt deze man een geweldige kok, maakt gerechten van de hele aardbol, die terecht in de hemel worden geprezen. Hij bakt het hele jaar door speculaas en andere lekkernijen zoals gevulde koeken met echte marsepijn.

Voor Sinterklaas komen er grote speculaas poppen, lekker net iets te doorgebakken in roomboter. Dan kerstbrood en prachtige vleesgerechten, zelfs wild. Hollandse gehaktballen, Oosterse en Italiaanse gerechten.

Ook wekelijks gebak en allerlei taarten. Geen wonder dat de strepen en sterren zich in een eerste klas restaurant wanen en zichzelf gelukkig prijzen met zo'n chef.

Arme dienstplichtigen! Hier is een kazerne waarin bijna niemand zijn stem verheft.  

 Er heerst in de regel volkomen rust op de binnenplaats al blijft de ceremonie bij ophijzen en binnenhalen van de vlag. Het verschil is dat geen soldaat aangetreden hoeft te staan. Wij worden met rust gelaten, niemand hoeft ons orders te geven. Zelfs Toon niet want we nemen onze verantwoordelijk heel serieus.

Elke ochtend snijden we nette plakken ham, sterf op straat (cervolaat) worst en kaas in ronde plakken uit blik op de snijmachine. Qua smaak tussen smeerkaas en gouda in, zeker enorm vetgehalte. Men kan eieren bestellen voor een kwartje per stuk, gebakken, enkel of dubbel, of gekookt. Dat geldstukje legt men beleefd naast het bord en we halen op wanneer we opruimen. We kunnen eieren ook gratis geven als we daar zin in hebben want de financiën rondom de transacties zijn heel onduidelijk. Het geld is voor onze kroegentocht.

Die eieren liggen namelijk gewoon in de kelder, in van die grote kartonnen rekken, net als alles wat we verder nodig hebben, appels, peren, sinasappels, zoals koffie, thee, melk en blikken met van alles erin, ook hele maaltijden voor noodgevallen.

Bestellen hoeft niet. Wij vertellen Toon als er iets tekort is maar dat komt uiterst zelden voor. Soms vinden we onleesbare ediketten op hele oude groene blikken, altijd spannend wat daar in kan zitten.


Onze keuken is veel groter dan we nodig hebben. Er staan van die mega kookketels die we nooit gebruiken en bakplaten met een hoge rand. Aan de zijkant zit een draairad zodat je de plaat kan laten tilten en de inhoud er langzaam uit kan lopen. Net zoals Toon gebruikt in de grote keuken.

Het probleem is wel dat alles schoongemaakt moet worden, ook dat is onze verantwoordelijkheid. Ik leer al snel de snijmachine uit elkaar halen om schoon te maken en te slijpen.

 De grootste angst van elke miltaire kantine is de MIO inspectie die elk moment onaangekondigd kan plaatsvinden. Een keuken kan dan schriftelijke aanmerkingen krijgen. Of worden afgewezen in het geheel, als hygiene niet in orde is.Voor militairen bestaat de angst voor hoger geplaatsten, dienstorders en strafkamp Nieuwersluis.

Hofmeesters vrezen alleen MIO, zelfs Toon maakt zich zorgen, want er heeft allang geen inspectie plaatsgevonden. We kunnen zomaar elk moment aan de beurt zijn!


Na een paar dagen draai ik al mee als volwassen Hofmeester. Ik serveer beleg op zilverkleurige schalen en leg wit en bruin brood in manden, boter, zout en zuiker op de tafels.

We leveren potten verse koffie bij elke maaltijd en ook thee al drinkt bijna niemand dat. Sommigen zijn lastiger dan anderen, Kolonel van der Plas is berucht en hij stuurt zijn ei terug:

"Ik zei: doorgebakken!"

Mijn eerste klacht, al neemt Majoor Wierdesma mij het bewijs af: "Die is goed genoeg voor mij, hoor!"

Ik zet het schaaltje naast zijn bord en loop naar Fred, die aan het bakken is geslagen.

"Van der Plas stuurde zijn ei terug, niet genoeg doorgebakken!" Freds blik voorspelt boekdelen over de horror die gaat plaatsvinden:

"Niet doorgebakken, hé?"

"Niet te gek doen!" Is Rene´s waarschuwing, die hem beter kent.

We bakken eieren in een koekenpan met boter of olie. Fred gaat direct aan de slag, een verse Kip Junior spat sissend in de hete pan. Hij gebruikt zijn spatel om het ei goed plat te drukken, om te draaien en nog platter drukken, minutenlang. Het resultaat is zwart geblakerd.

"Zoiets kan ik niet serveren." zeg ik terecht en René knikt: "Dat ei kan hij onder zijn schoen spijkeren, vijfhonderd kilometer garantie!"

 Fred legt met uitgestreken gezicht het misbaksel op een schaaltje en loopt ermee trots de eetzaal in, met drie vingers hoog in de lucht gehouden. Door het raam zien we met open mond hoe onze vriend het wanproduct naast Van der Plas zet, die in drukke discussie lijkt verweven.

Dan draait Fred zich om, slaat hakken hoorbaar tegen elkaar en marcheert in nazipas terug naar de keuken.

Van der Plas kijkt van het product naar de rug van Fred en weer terug naar het schaaltje:

"Hofmeester!"

Fred moet wel teruglopen naar de tafel, waar inmiddels de andere officiers in lachen zijn uitgebarsten.

"Kolonel?"

"Heb jij dit gebakken?"

"Nee. Ik heb het DOORgebakken, Kolonel!"

"Dat zie ik. Hoe zou jij het vinden om eens op oefening te gaan in Duitsland? Misschien een weekje of twee zandhappen?"

De anderen aan de tafel proberen hem te kalmeren:

"Kom nu Joost. De jongen maakt een grapje."

Fred: "Germania? Ik spreek de taal niet, Kolonel."

"Maar een ei bakken kan je ook niet, zijn we het daarover eens?"

"Ik niet!" zegt Wierdesma: "Dat was een uitstekend ei dat jij terugstuurde."

"Misschien dat er een tussenweg bestaat tussen wat ik terugstuurde en deze crematie?" oppert Kolonel Joost.

"Misschien wel." geeft Fred toe.

"Zou het een idee zijn dat je nu zoiets bakt voor mij?"

"Ham eronder of kaas erop?

"Beiden. Ingerukt, mars." Lacht de man terug.

Vanaf de volgende maaltijd staat op de kaart:


"Kolonel van der Plas"

Dubbel gebakken ei met ham eronder

en gesmolten kaas erover.

 De volgende lunch geeft hele tafel van de majoor Joost dezelfde bestelling en ze leggen elk twee kwartjes naast hun bord in plaats van een. Het is een hit!



6

Zijn wil geschiede...


Er verblijven heel weinig gewone soldaten in de Weeshuis kazerne en degenen die er wel zijn blijven nooit lang. Zo eentje salueert en roept mijn naam.

"Ja?"

"Je moet bij de overste komen."

Dat is nooit goed nieuws, en helemaal niet tijdens servering van lunch. Martin fronst meer dan een beetje bezorgd:

"Ik zou maar gaan, ik kan het wel aan, hoor."

Dus direct naar het kantoor in mijn witte jasje met vier overgebleven koperen knopen. De overste kijkt op van zijn papierwinkel:

"Tja, nu zijn je transfer orders gekomen, zoals we al verwachtte." Ik verwacht helemaal niets en dat is blijkbaar op mijn gezicht te lezen. Transfer van deze hemel op aarde?

De overste glimlacht een beetje weemoedig vanwege mijn duidelijke teleurstelling:

"Niet zo sip. Je kreeg bij de keuring een prima score op de test en kan rondjes van twintig centimers schieten. Respect! Dus parate troepen in Duitsland. Promotie tot onderofficier!"

Ik haat het woord "prima" hartgrondelijk. Het is niet goed, uitstekend, uitmuntend, en ook niet slecht, waardeloos of onvoldoende. Nee, het is prima! De test bij de keuring was niveau zwakbegaafden, hoe kan men daar iets uit aflezen?


Volkomen bedust keer ik terug naar de keuken. Martin stuurt mij door naar God, Toon. Deze hoort mijn relaas aan en veegt vastberaden zijn handen af aan zijn schort:

"Meekomen!"

 Ik heb moeite om zijn reuzenpassen bij te houden en zo rennen we door de gang, Toon zwaait de deur van de vergaderzaal wijd open.

Daar zit de overste aan het hoofd van de tafel omringd door hoge officieren die met verbazing kijken naar een burgerkok die zo brutaal komt aanstormen.

"Nu niet Toon, dit is een staf vergadering!"

"Dat kan wel. Maar ik kom even zeggen dat deze jongen..." hij kijkt achterom naar mij die half buiten adem komt aankakken.

"...dat deze jongen helemaal nergens heengaat, en al helemaal niet naar Mofrica. Is dat begrepen?"

"Nu niet Toon. Later kunnen we praten..."

"Hoefnie. Ik heb gezegd wat er valt te zeggen!"

En hij draait zich dusdanig abrupt om dat ik opzij moet springen. Zo boldert hij terug naar de keuken, en ik in vertwijfeling en met hangende pootjes terug naar onze mess.


Natuurlijk is de zaak helemaal niet afgedaan en bij diner begint de overste er weer over. Dan haalt Martin snel Toon erbij want ze willen mij niet kwijtraken, anders moeten ze weer extra diensten draaien. Deze komt met zijn gigant passen erbij staan:

"Ben je nu weer bezig? Die zaak is afgedaan."

Hij spreekt tegen de overste als tegen een klein kind dat zich ondanks waarschuwingen ongehoorzaam blijft gedragen. De overste gaat argumenteren dat het orders zijn van bovenaf en hij geen schuld heeft maar dat mag niet baten.

"Ik heb het die jongen beloofd, dat hij bij mij kan blijven. Dus is dat zo. Dan stuur je maar een andere jongen naar Paraatica. Jongens genoeg! Maar deze (ik geloof niet dat Toon mijn naam kan onthouden) blijft mooi hier!"

En hoezeer de overste blijft zwetsen over mijn schriftelijke test of twee-keer-twintig schietkunsten, niets kan Toon vermurven.

 Ik maak mij dagenlang zorgen om niets. Uiteindelijk blijkt de macht van vers gebakken speculaas en verrukkelijke Indonesische rijsttafel te groot. Andere officieren spreken nonstop op de overste in, dat je Toon niet boos moet maken, want anders!


Zo blijkt dat wanneer Toon kwaad wil, dan valt de hele keuken uiteen in stukken die niemand nog kan lijmen.

René vertelt met grote grijns hoe avondeten kan worden afgeblazen en vervangen door oud brood met kaas. Alles is mogelijk met Toon, zowel in het goede als kwade. Deze weggepromoveerde officieren hebben weinig anders in hun leven. Ze willen lekkere kaas, krentebollen en vruchten voor tijdens oefeningen, zalige gerechten ook om mee te nemen naar moeder de vrouw zodat die ook eens echt culinair kan eten zonder dat het hun geld kost.


Maar al is de beslissing genomen, er moet wel een betere verklaring bedacht worden. De werkelijkheid; dat de officieren zich onderworpen gedragen tegenover een burgerkok zou echt teveel stof doen opwerpen. Nadat Toon zich iets meer gedetailleerd uitlaat over de achtergrond van "deze jongen" ziet de overste een vluchtpad. En die kans grijpt hij gretig.

Hij maakt een document op dat mijn moeder moet ondertekenen. Hierin staat dat ik als jongste het enige kind in huis ben en dat mijn aanwezigheid aldus onontbeerlijk is vanwege de invaliditeit van de heer des huizes.

En zo komt bevestiging van mijn vaste standplaats: de buitengewoon anti-parate troepen van Naarden Vesting. Waar geen tank over de bruggetjes kan komen.


De Hofmeesters hebben hun eigen kamer met maar vijf bedden, waar ik in korte tijd twee houten tv kasten regel, één voor geluid en de andere voor wazig zwart-wit beeld.

Een van ons moet soms de antenne vasthouden anders kunnen we geen doelpunt van een dolfijn onderscheiden. Maar we voelen ons uitverkoren, met al onze overtredingen die systematisch worden genegeerd.


Inspectie in andere zalen met bezoekende soldaten kan je al van verre horen aankomen:

"Noem dat een kast opmaken? OVERNIEUW! En als ik die schoenen nog een keer op die manier zie laat ik je ze opeten, is dat begrepen. Wat een klotezooi!"

BAM deur dicht.

Onze beurt, dezelfde scheeuwer ploft neer op een stoel:

"Zo jongens, waar zijn de vieze boekjes?" Daar komen de laatste Penthouse edities tevoorschijn die hij nauwkeurig bekijkt terwijl de wanorde en illegale aspecten in onze kamer geen enkele aandacht verdienen. Deze jongens bepalen wat hij op zijn bord krijgt. Of ze mysterieuze ingredienten in zijn soep of koffie mixen. Hij bladert door en geeft commentaar met een dikke wijsvinger.

"Ja, als we zo beginnen, is het maar behelpen thuis!"

Dan is het tijd om de volgende kamer met reizende soldaten te belagen.


Bij onze keuken is ongeschreven regel dat we nooit smerige dingen doen met eten. Het is al te gemakkelijk, en de meeste gasten zijn vriendelijk genoeg. Al zijn ze het niet, dan hebben we hun voor de volgende oefening of uitstapje niks speciaals te bieden. Als de man naast hem wel cake en krentenbollen zit te smullen, dan is er geen betere kombinatie van wraak en

her-opvoeding denkbaar.


De dagen worden nu korter en opstaan is een ijskoude affaire, in pikdonker. Sinterklaas voor de deur, grote speculaaspoppen met halve amandelen erop voor alle vaste bewoners en gebroken stukken op tafel, iedereen raakt in de stemming. Toon de schijnheiligman komt langs tijdens de lunch met verrukkelijke chocolade bonbons, handgemaakt.


De rest lezen? Email me. Contact  



  












©2024 Peter Frensdorf PeterFrensdorf@outlook.com
Mogelijk gemaakt door Webnode Cookies
Maak een gratis website.